Gedachtenis van de heilige Athanasius (+ 373), bisschop van Alexandrië in Egypte. Lees meer
Gedachtenis van de heilige Athanasius (+ 373), bisschop van Alexandrië in Egypte.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 5,34-42
Maar toen stond een van de leden van het Sanhedrin op, een farizeeër, Gamaliël geheten, een wetsleraar die in aanzien stond bij heel het volk. Hij liet de mannen even naar buiten brengen. Daarop zei hij: ‘Israëlieten, bedenk wel wat u met deze mensen gaat doen. Enige tijd geleden immers trad Teudas op met veel pretenties; een groep van ongeveer vierhonderd man sloot zich bij hem aan. Hij werd ter dood gebracht, zijn aanhang verliep en de hele beweging bloedde dood. Na hem, in de tijd van de volkstelling, trad Judas de Galileeër op; hij kreeg veel mensen in beweging, maar ook hij vond de dood, en zijn aanhang werd uit elkaar geslagen. Daarom zeg ik ook in dit geval: laat u niet in met deze mensen; laat hen begaan. Want als het mensenwerk is wat zij willen en doen, zal het op niets uitlopen; maar komt het van God, dan kunt u hen toch niet vernietigen – anders zou zelfs kunnen blijken dat u zich tegen God verzet.' Ze lieten zich door hem overtuigen, riepen de apostelen weer binnen, geselden hen, verboden het hun om te verkondigen met een beroep op de naam van Jezus, en lieten hen vrij. Zij verlieten het Sanhedrin, blij dat ze waardig bevonden waren om vanwege die naam smadelijk behandeld te worden. Ze bleven iedere dag, in de tempel of bij iemand aan huis, onderricht geven en de goede boodschap verkondigen dat Jezus de Messias is.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gamaliël is een farizeeër met het hart op de juiste plaats, door iedereen gewaardeerd. Hij beseft welk onrecht de apostelen wordt aangedaan. In volle Sanhedrin staat hij op om hen te verdedigen. Zijn toespraak geeft blijk van religieuze wijsheid: God leidt de gebeurtenissen in de geschiedenis en het is niet verstandig om Hem tegen te werken. Gamaliël wordt niet gedreven door sluwheid of berekening, en nog minder door jaloezie. Hij is een gelovige die zich verantwoordelijk acht om zijn collega's tot inzicht te brengen en die groep volgelingen van Jezus te redden. Hij richt zich tot het Sanhedrin met een rechtlijnig discours: als het werk van deze mensen niet van God komt, zal het snel eindigen, maar als het van God komt, riskeer je je, door hen te bestrijden, tegen God te verzetten. Geraakt door de wijsheid van Gamaliëls woorden aanvaardt het Sanhedrin zijn raad en laat de apostelen gaan, maar niet zonder hen te laten geselen en hun te verbieden om nog langer te spreken over Jezus. Hier gebeurt opnieuw wat Pilatus al met Jezus had gedaan, toen hij zei: "Ik zal Hem daarom laten geselen en dan vrijlaten" (Lc 23, 16). De apostelen kunnen niet zwijgen over het evangelie van Jezus' liefde. Integendeel, zij zijn blij dat ze ten minste een beetje kunnen delen in het lijden van Jezus. Om dit verhaal af te sluiten benadrukt Lucas dat de apostelen elke dag in de tempel of bij iemand aan huis blijven verkondigen dat Jezus de Messias is.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.