Feest van de heiligen Joachim en Anna, grootouders van de Heer. Gedachtenis van alle ouderen die met liefde hun geloof met de jongeren delen. Gedachtenis van Maria, een psychisch zieke vrouw, die in 1992 in Rome stierf. Met haar gedenken we alle psychisch zieken. Lees meer
Feest van de heiligen Joachim en Anna, grootouders van de Heer. Gedachtenis van alle ouderen die met liefde hun geloof met de jongeren delen. Gedachtenis van Maria, een psychisch zieke vrouw, die in 1992 in Rome stierf. Met haar gedenken we alle psychisch zieken.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Sirach 44,1.10-15
Laat ons nu de beroemde mannen prijzen,
onze vaderen, generatie na generatie.
De eerstgenoemden echter waren vrome mannen,
van wie de rechtvaardige daden niet vergeten zijn;
hun bezit blijft bij hun erven,
hun erfdeel bij de zonen van hun zonen.
Hun erven houden zich aan het verbond;
hun kinderen doen dat omwille van hen.
Tot in lengte van dagen blijft hun gedachtenis
en hun roem wordt niet uitgewist.
Hun lichamen zijn in vrede begraven
en hun naam blijft leven van generatie op generatie.
Van hun wijsheid maakt de vergadering melding
en de gemeente verkondigt hun lof.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De "beroemde mannen" die de hoofdrol spelen in deze passage uit het boek Wijsheid van Jezus Sirach zijn, in de joodse traditie, "vrome mannen", chassidim. God heerst over de geschiedenis door mensen die door het geloof in Hem en zijn woord de liefde en de vroomheid in de wereld hebben laten groeien. Hun kostbaar gedachtenis wordt levend gehouden. De herinnering is de religieuze sleutel voor het volk Israël, maar ook voor de hele mensheid. De schrijver Primo Levi, een overlevende getuige van de Shoah, zei: "Wie vergeet, is gedoemd te herhalen". In onze dagen, nu de generatie van de twee wereldoorlogen ons verlaat, wijst de Schrift ons op het thema van de herinnering als een fundamentele erfenis. Op deze dag, op het feest van de heilige Joachim en Anna, de ouders van Maria, wilde paus Franciscus het "feest van de grootouders" instellen, opdat ook wij de herinnering aan het geloof dat zij ons doorgaven niet verliezen. Laten wij daarom ook de ouderen eren, "beroemde mannen" die in de voorgaande generaties de kracht van het kwaad en de oorlog hebben ondervonden. Moge hun nagedachtenis ons inspireren om getuigen van vrede te zijn, en moge in het verbond tussen jong en oud de communicatie van het geloof worden voortgezet. In de herinnering wordt de geschiedenis een liturgie van lofprijzing aan God, die wonderen heeft verricht. Alle generaties zijn in het hart van God aanwezig. De gedachtenis van Israël, dat zijn vaderen gedenkt, doet ons beseffen dat het God is die ons als eerste gedenkt.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.