De joden vieren het feest van Sjavoeot (Pinksteren). Lees meer
De joden vieren het feest van Sjavoeot (Pinksteren).
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 19,1-8
Terwijl Apollos in Korinte vertoefde, reisde Paulus door het binnenland naar Efeze. Hij ontmoette er enkele leerlingen en zei tegen hen: ‘Hebt u heilige Geest ontvangen toen u gelovig werd?' Zij antwoordden hem: ‘Maar wij hebben nog nooit van het bestaan van een heilige Geest gehoord.' Hij vroeg: ‘Wat voor doop hebt u dan gekregen?' Zij zeiden: ‘De doop van Johannes.' Daarop zei Paulus: ‘Johannes doopte een doop van bekering en wees het volk erop dat ze moesten geloven in degene die na hem zou komen, dat wil zeggen in Jezus.' Na die woorden lieten ze zich dopen in de naam van de Heer Jezus. Paulus legde hun de handen op en de heilige Geest kwam op hen, en zij spraken in talen en profeteerden. Het waren in totaal zo'n twaalf man. Drie maanden lang trad hij vrijmoedig in de synagoge op. Hij sprak met hen over het koninkrijk van God en probeerde hen ervoor te winnen.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Paulus komt aan in Efeze, een rijke en dichtbevolkte stad, de hoofdstad van de provincie Asia, gelegen op het kruispunt van de belangrijkste zee- en landroutes tussen oost en west. Hier verblijft de apostel drie jaar en hij maakt de stad tot het centrum van zijn zending. Vanuit Efeze zal hij gemeenschappen stichten in andere steden. Hij schrijft er verschillende brieven, zoals die aan de Korintiërs. Zodra hij in de stad aankomt, ontmoet Paulus enkele leerlingen van Johannes de Doper. Het ging om een tiental mensen die deel uitmaakten van een groep die naar de Doper verwees en die zich enigermate in de streek had weten te verspreiden. Hij wordt een metgezel van die kleine groep leerlingen van Johannes. Dit kleine verhaal illustreert de pastorale aandacht van Paulus: elke gelegenheid grijpt hij aan om het evangelie te verkondigen. Hij heeft grote aandacht voor de vragen van de mensen, voor het verlangen dat leeft in hun hart om Jezus te ontmoeten. Paulus leest hun vraag, neemt die ernstig en wordt een metgezel op hun spirituele reis: hij verkondigt hun het evangelie en dan volgt het moment van het doopsel. En terwijl de apostel hun de handen oplegt, daalt de heilige Geest in het hart van dit groepje gelovigen neer en verandert hen in leerlingen van Jezus. De Geest toont onmiddellijk zijn kracht en de nieuw gedoopten "spraken in talen en profeteerden". Paulus leert ons aandacht te hebben voor de behoefte aan hulp en aan barmhartigheid die verborgen is in het hart van velen.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.