GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de armen
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de armen
Maandag 14 juli


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Exodus 1,8-14.22

Toen kwam er in Egypte een nieuwe koning aan de macht, die Jozef niet gekend had. Hij sprak tot zijn volk: ‘Luister eens, die Israëlieten worden te talrijk en te sterk. Wij dienen dus verstandige maatregelen tegen hen te nemen om te voorkomen dat zij nog talrijker worden. Als wij in oorlog raken, zullen zij zich bij onze tegenstanders aansluiten, strijd voeren tegen ons en uit het land wegtrekken.' Toen stelden ze werkbazen over het volk aan, om hen door dwangarbeid te onderdrukken. De Israëlieten moesten voor de farao de proviandsteden Pitom en Raämses bouwen. Maar hoe men hen ook onderdrukte, ze bleven groeien in aantal en zich steeds meer vermenigvuldigen, zodat de Egyptenaren er bang van werden, en zij dwongen de Israëlieten om zware arbeid te verrichten. Ze maakten hun het leven zuur door hen hard te laten werken in steenbakkerijen en op het land. Dat was het zware werk waar zij hen toe dwongen. Toen beval de farao al zijn onderdanen: ‘Iedere jongen die geboren wordt moet u in de Nijl gooien; de meisjes kunt u in leven laten.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Het begin van het boek Exodus onderbreekt het verhaal van de aartsvaders voor de ouverture van het verhaal van het volk Israël. Jozef, de zoon van Jakob, staat niet langer aan het hoofd van Egypte. Nu regeert de farao en die wordt bang omdat hij met lede ogen moet aanzien dat het aantal Israëlieten toeneemt. Hij vindt zo'n grote en totaal niet geïntegreerde etnische groep een gevaar voor de vreedzame co-existentie in zijn koninkrijk. Daarom besluit hij de Israëlieten aan zijn gezag te onderwerpen. De maatregelen waartoe de farao besluit, zijn zwaar. De joden worden verplicht dwangarbeid, pure slavernij, te verrichten. Ze moeten twee nieuwe steden bouwen, Pitom en Raämses. Maar ondanks hun onderdrukking en hun harde werk ziet de farao niet de verwachte resultaten. De tekst merkt met enige ironie op: "Maar hoe men hen ook onderdrukte, ze bleven groeien in aantal en zich steeds meer vermenigvuldigen, zodat de Egyptenaren er bang van werden". De farao neemt dan een nog drastischere maatregel: "Iedere jongen die geboren wordt moet u in de Nijl gooien; de meisjes kunt u in leven laten", een duidelijk besluit om het volk Israël uit te roeien. Twee vrouwen, met "vrees voor de Heer", zoals de Schrift het vaak formuleert (Spr 1, 7), spelen een rol in de redding van het volk Israël. Het is duidelijk dat de Heer, en Hij alleen, de geschiedenis van zijn volk leidt. Die vrouwen, Egyptische bovendien, redden Mozes, de verlosser, uit het water van de Nijl. Ook wij kunnen ons, ook al zijn we zwak als die twee vrouwen, laten leiden door de vrees voor de Heer en voor anderen het begin van nieuw leven zijn. God zegent het leven van hen die de armen en zwakken dienen en maakt het vruchtbaar.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.