GEBED IEDERE DAG

Gebed van het heilig kruis
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed van het heilig kruis
Vrijdag 6 juni


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Handelingen 25,13-21

Enkele dagen later kwamen koning Agrippa en Bernice in Caesarea om Festus een beleefdheidsbezoek te brengen. Tijdens hun verblijf aldaar, dat verscheidene dagen duurde, legde Festus de zaak Paulus voor aan de koning. ‘Felix heeft hier een gevangene achtergelaten over wie de hogepriesters en de oudsten van de Joden met mij hebben gesproken toen ik in Jeruzalem was. Ze vroegen om zijn veroordeling, maar ik heb hun te verstaan gegeven dat Romeinen niet gewoon zijn iemand uit handen te geven voordat de beschuldigde tegenover zijn beschuldigers heeft gestaan en de gelegenheid heeft gehad zich tegen de aanklacht te verweren. Ze kwamen toen mee hiernaartoe en zonder verder uitstel heb ik me de volgende dag op de rechterstoel gezet en opdracht gegeven de man voor te leiden. Ik had verwacht dat de aanklagers hem zouden beschuldigen van bepaalde misdaden. Maar toen ze om hem heen stonden hadden ze alleen een verschil van mening met hem over hun eigen godsdienst en over een zekere Jezus, een dode van wie Paulus beweerde dat Hij leeft. Omdat ik geen raad weet met het onderzoek naar dit soort kwesties, heb ik gevraagd of hij naar Jeruzalem zou willen gaan om daar in deze zaak terecht te staan. Maar Paulus ging in beroep, zodat hij hangende de beslissing van Zijne Majesteit in hechtenis zou blijven. Daarom heb ik opdracht gegeven hem gevangen te houden totdat ik hem naar de keizer kan zenden.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Lucas vertelt, bijna als een intermezzo, over Paulus' ontmoeting met koning Agrippa II en diens zus Bernice, die van Caesarea gekomen zijn om Festus, de landvoogd van Rome, te bezoeken. Festus gaat onmiddellijk naar de kern van het probleem: Paulus, de beschuldigde, beweert dat een zekere Jezus, die door de joden dood gewaand is, nog leeft. Dat is inderdaad exact het middelpunt van de prediking van de apostel, zoals ook blijkt uit het geheel van zijn brieven: de dood en de verrijzenis van Jezus vormen het hart van het evangelie dat Paulus verkondigt. Geloven dat Jezus is opgestaan uit de dood betekent dat Hij het kwaad heeft overwonnen en de eerste vrucht ervan, namelijk de dood. Daarom wordt hij "Christus" genoemd, Gods gezant, en "Heer". En telkens wanneer wij zeggen "onze Heer Jezus Christus", bedoelen wij precies dat Jezus van Nazaret, door God op aarde gezonden, tot Heer is gemaakt, dat wil zeggen: Hij die het kwaad en de dood overmeestert. Deze verkondiging is compleet nieuw: met de opstanding van Jezus is het leven van de mensen niet meer opgesloten in een aardse horizon, maar wordt het geopend voor een nieuwe, onvermoede en ondenkbare horizon. Het is het grootste geschenk dat God aan de mensheid kon geven. Om deze hoop mee te delen heeft Paulus alle soorten moeilijkheden en gevaren getrotseerd en nu ook dit lange proces. Hij bevindt zich in de schare van de eerste leerlingen die hun leven gegeven hebben om te getuigen van de verrijzenis van de Heer. Vele anderen zijn door de eeuwen heen deze weg gevolgd. Deze broers en zussen gaan ons voor en tonen ons dat de liefde van Christus kostbaar en sterk is en dat ze ons ertoe brengt om ons leven te geven voor de Heer.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.