Gedachtenis van de heilige Bonifatius, bisschop en martelaar. Hij verkondigde het evangelie in Duitsland en werd op een missionaire reis in Friesland vermoord (+ 754). Lees meer
Gedachtenis van de heilige Bonifatius, bisschop en martelaar. Hij verkondigde het evangelie in Duitsland en werd op een missionaire reis in Friesland vermoord (+ 754).
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Ik ben de goede herder,
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zij zullen één kudde en één schaapstal worden.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 22,30; 23,6-11
De volgende dag liet hij Paulus uit de gevangenis halen en gaf hij de hogepriesters en het gehele Sanhedrin opdracht om bij elkaar te komen, want hij wilde te weten komen waarvan hij nu precies door de Joden werd beschuldigd. Vervolgens bracht hij Paulus naar hen toe en zette hij hem tegenover hen.
Omdat Paulus wist dat er in het Sanhedrin een sadduceese en een farizeese fractie was, riep hij uit: ‘Broeders, ik ben een farizeeër, uit een geslacht van farizeeën. Ik sta terecht omdat ik hoop op de opstanding van de doden.' Hij had dat nog niet gezegd of er ontstond twist onder de farizeeën en sadduceeën, en de vergadering raakte verdeeld. Sadduceeën zeggen immers dat er geen opstanding is, en er geen engelen en geesten bestaan, maar farizeeën erkennen zowel het een als het ander. Er ontstond groot tumult, en een aantal schriftgeleerden van de farizeese fractie stond op en protesteerde heftig: ‘We kunnen niets verkeerds vinden in deze man. Stel, er heeft een geest tot hem gesproken of een engel ... ' De twist liep zo hoog op dat de tribunus vreesde dat ze Paulus uit elkaar zouden trekken. Hij liet daarom zijn manschappen komen om hem tussen hen uit te halen en naar de kazerne te brengen.
Die nacht kwam de Heer bij hem en zei: ‘Houd moed! Zoals je van Mij hebt getuigd ten overstaan van Jeruzalem, zo moet je ook in Rome getuigen.'
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Ik geef jullie een nieuw gebod:
gij moet elkander liefhebben.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Ontdaan van zijn kettingen wordt Paulus voor het Sanhedrin gebracht om de motieven voor zijn beschuldiging uit te klaren. De apostel "liet zijn blik over het Sanhedrin gaan" en zeker van de hulp van de Heer richt hij zich tot de leiders van het volk met de aanspreking "broeders". Zo toont hij dat hij een echte jood is en dat de christenen de echte erfgenamen zijn van het jodendom. Hij probeert om een samenvatting te geven van wat hij al gezegd heeft in zijn apologie (22, 1-21) en onderstreept dat hij met een volkomen "zuiver geweten voor God" geleefd heeft. De hogepriester vindt dit antwoord brutaal en geeft de opdracht om Paulus op de mond te slaan. Zo herhaalt hij bijna letterlijk de scène uit Jezus' proces. Paulus, die de verschillen tussen sadduceeën en farizeeën van binnenuit kent, ontketent een debat over het geloof in de opstanding van de doden. Zijn argumentatie brengt tumult teweeg tussen de verschillende fracties, tot een van de aanwezigen het opneemt voor de apostel met woorden die ook van Jezus gezegd werden: "We kunnen niets verkeerds vinden in deze man". Omdat de onenigheid nog erger wordt, vindt de volkstribuun het beter om Paulus naar de kazerne over te brengen, uit vrees dat ze hem zullen lynchen. 's Nachts komt de Heer bij Paulus met de aankondiging van zijn zending om het evangelie te verkondigen tot in Rome: "Houd moed! Zoals je van Mij hebt getuigd ten overstaan van Jeruzalem, zo moet je ook in Rome getuigen". De weg van Paulus is nu duidelijk uitgestippeld: "Je moet", zegt Jezus hem, het evangelie verkondigen in Rome. Terwijl het Sanhedrin intussen intern blijft redetwisten, krijgt de apostel de aanwijzing van de Heer voor een verdere toekomst: van Jeruzalem naar Rome. Het is een kostbare aanwijzing voor wie gevaar loopt om te blijven stilstaan bij interne discussies en de gehoorzaamheid aan het steeds nieuwe woord van de Heer uit het oog verliest.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.