Gedachtenis van de heilige Charles Lwanga en zijn twaalf gezellen, martelaren in Oeganda (+ 1886). Lees meer
Gedachtenis van de heilige Charles Lwanga en zijn twaalf gezellen, martelaren in Oeganda (+ 1886).
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Geest van de Heer rust op u,
wie uit u geboren wordt zal heilig zijn.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 20,17-27
Van Milete uit stuurde hij een bode naar Efeze om de oudsten van de gemeente bijeen te roepen. Toen die bij hem gekomen waren, zei hij tegen hen: ‘U weet hoe ik mij heb gedragen vanaf de eerste dag dat ik in Asia kwam, de hele tijd dat ik bij u was: ik heb de Heer in alle nederigheid gediend, onder tranen en beproevingen die de Joden mij door hun aanslagen hebben bezorgd. U weet ook dat ik niets wat nuttig kon zijn heb nagelaten u te verkondigen en te leren, in het openbaar en bij u aan huis: tegenover Joden en Grieken heb ik getuigd van de bekering tot God en van het geloof in onze Heer Jezus. Welnu, thans ben ik, gebonden door de Geest, op weg naar Jeruzalem, zonder te weten wat mij daar zal overkomen; alleen verzekert de heilige Geest mij van stad tot stad dat mij boeien en ellende te wachten staan. Maar aan mijn leven hecht ik voor mijzelf niet de minste waarde, als ik mijn loopbaan maar kan voltooien en de taak kan vervullen die ik van de Heer Jezus ontvangen heb: de verkondiging van de goede boodschap van Gods genade. Welnu, ik weet dat niemand van u die ik op mijn reizen het koninkrijk gepredikt heb, mij terug zal zien. Daarom betuig ik vandaag tegenover u dat ik geen schuld heb aan het bloed van wie dan ook; want ik heb niet nagelaten u het plan van God in zijn geheel te verkondigen.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Zie, Heer, uw dienaars:
ons geschiede naar uw woord.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Ontscheept in Milete laat Paulus de oudsten van de gemeente van Efeze roepen om bij hem te komen. Hij wil hen groeten en hun zijn 'pastoraal testament' geven, aangezien zij de verantwoordelijken van de gemeenschap zullen zijn. Hij begint met te herinneren aan zijn eigen getuigenis: "U weet hoe ik mij heb gedragen [...] de hele tijd dat ik bij u was". De apostel is er zich van bewust dat deze oudsten "voorbeelden voor de kudde" moeten zijn. Paulus toont zich als hun model van herder door hen eraan te herinneren hoe hij zelf heeft geleefd in de drie jaren dienst in Efeze. Hij vat het herder-zijn samen in één enkel woord: "dienaar". Hij zegt tot de oudsten: "Ik heb de Heer in alle nederigheid gediend, onder tranen en beproevingen". Paulus vat zijn dienstwerk dus op als "dienst aan de Heer". Zo heeft Jezus ons de weg gewezen, ook die van de verkondiging van het evangelie. De goedheid opent inderdaad ons hart en maakt het klaar om het evangelie te beluisteren en God te ontmoeten. Dan vertrouwt Paulus de oudsten toe dat hij naar Jeruzalem zal gaan, niet omdat hij een ingeving kreeg, maar "gebonden door de Geest". Hij weet niet goed wat hem te wachten staat, maar hij is er zich van bewust dat de dienst van de Heer tegenstand en beproevingen meebrengt: hij spreekt van "ellende" en maakt ook een toespeling op zijn dood. Het martelaarschap is eigen aan het evangelie. Albert Schweitzer, de bekende protestantse Bijbeldeskundige uit de vorige eeuw, die in Afrika in een melaatsenkolonie ging leven, schreef: "We moeten er opnieuw in slagen om de heldhaftigheid in Jezus te ontdekken. Alleen dan zullen ons christendom en onze wereldvisie het heroïsme terugvinden en zullen ze erdoor bezield worden". Martelaar zijn, zei Mgr. Romero, betekent "ons eigen leven geven" voor de Heer en voor de anderen, of het nu met ons bloed is of op een andere manier. Het enige dat telt, is dat we ons volledig geven om het evangelie mee te delen".
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.