Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 18,9-18
's Nachts zei de Heer in een visioen tegen Paulus: ‘Wees niet bang, blijf spreken en zwijg niet. Ik ben bij je; niemand zal een vinger naar je uitsteken om je kwaad te doen, want in deze stad behoren velen Mij toe.' Een jaar en zes maanden bleef hij daar, en hij onderwees hun het woord van God. Toen Gallio proconsul van Achaje was, keerden de Joden zich als één man tegen Paulus en brachten hem voor de rechterstoel. Ze zeiden: ‘Het gaat tegen de wet in, zoals deze man mensen overhaalt om God te dienen.' Paulus wilde net zijn mond opendoen toen Gallio tegen de Joden zei: ‘Als het nu ging om misdaad of ernstig wangedrag, dan zou ik u, Joden, natuurlijk bereidwillig aanhoren, maar nu het gaat om geschillen over een woord, over benamingen en over uw eigen wet, moet u zelf maar zien; in zulke zaken wil ik geen rechter zijn.' En hij stuurde hen van de rechterstoel weg. Daarop grepen ze met zijn allen de synagogebestuurder Sostenes vast en ranselden hem voor de rechterstoel af. Maar Gallio trok er zich niets van aan.
Paulus bleef er nog geruime tijd; daarna nam hij afscheid van de broeders en ging hij per schip naar Syrië in gezelschap van Priscilla en Aquila. In Kenchreeën had hij eerst zijn haar laten afknippen in verband met een gelofte.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De gemeenschap van Korinte groeit in aantal, maar daarmee nemen ook de problemen toe. Uit beide brieven die Paulus hun schrijft, merk je welke spanningen deze jonge gemeenschap beleeft die haar eenheid in gevaar brengen. Waarschijnlijk verloor Paulus meerdere keren bijna de moed. Het nachtelijk visioen dat in Handelingen verteld wordt, beschrijft een eigenaardig gesprek van God met de apostel. De Heer verschijnt hem 's nachts en zegt: "Wees niet bang, blijf spreken en zwijg niet. Ik ben bij je; niemand zal een vinger naar je uitsteken om je kwaad te doen". Paulus aanvaardt deze confronterende woorden en besluit nog anderhalf jaar in Korinte te blijven om er het evangelie te verkondigen. De apostel begrijpt dat alleen de Heer de rots is waarop een doeltreffend en krachtig pastoraal optreden kan steunen. De Heer zelf staat aan het hoofd van de christelijke gemeenschap, zoals blijkt uit de woorden die Hij in een visioen tot Paulus spreekt: "In deze stad behoren velen Mij toe". Dit opent een duidelijke strategisch perspectief: de verkondiging van het evangelie is voor heel de stad, opdat het een talrijk volk wordt. Het is in de stad dat de Heer wil dat zijn volk groeit. Op deze belangrijke plaatsen voor het leven van de mensen wil de Heer getuigen van liefde en rechtvaardigheid en vrede laten ontstaan.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.