Gedachtenis van de heiligen Addai en Mari, stichters van de Chaldeeuwse kerk. Gebed voor de christenen in Irak. Lees meer
Gedachtenis van de heiligen Addai en Mari, stichters van de Chaldeeuwse kerk. Gebed voor de christenen in Irak.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gij zijt een uitverkoren stam,
een koninklijk priestervolk, een heilige natie,
een volk door God verworven
om zijn grote daden te verkondigen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 17,15.22-18,1
Paulus werd naar Athene gebracht; daarna keerden zijn begeleiders terug met de opdracht aan Silas en Timoteüs om zich zo spoedig mogelijk bij hem te voegen.
Paulus ging in het midden van de Areopagus staan en zei: ‘Atheners, aan alles zie ik dat u buitengewoon godsdienstig bent. Toen ik rondliep en uw heiligdommen bezichtigde, trof ik ook een altaar aan met het opschrift: Aan de onbekende god. Welnu, wat u zonder het te kennen vereert, dat kom ik u verkondigen. De God die de wereld gemaakt heeft en alles wat die bevat, de Heer van hemel en aarde, woont niet in tempels die door mensenhanden gemaakt zijn. Ook laat Hij zich niet door mensenhanden bedienen, alsof Hij iets nodig had, want zelf geeft Hij aan allen leven en adem en alles. Uit één mens heeft Hij heel het mensenvolk gemaakt om overal op aarde te wonen. Hij heeft bepaalde tijden vastgesteld en hun woongebieden afgegrensd, met de bedoeling dat ze God zouden zoeken en Hem wellicht tastenderwijs zouden vinden; Hij is immers niet ver van ieder van ons. Want door Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij; zoals ook enkele van uw dichters hebben gezegd: Wij zijn van goddelijke afkomst. Als we dus van goddelijke afkomst zijn, moeten we niet denken dat het goddelijke overeenkomt met goud, zilver of steen, met produkten van menselijk ambacht en menselijke verbeelding. Zonder te letten op die tijden van onwetendheid zegt God nu de mensen aan dat ze zich moeten bekeren, allemaal en overal. Want Hij heeft een dag vastgesteld waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen. Daar heeft Hij iemand voor aangewezen, en Hij heeft dit voor iedereen geloofwaardig gemaakt door Hem uit de doden te laten opstaan.' Toen zij hoorden over opstanding van de doden, dreven sommigen daar de spot mee, maar anderen zeiden: ‘Daarover willen wij u nog wel eens horen.' Zo vertrok Paulus uit hun midden. Toch sloten enkele mensen zich bij hem aan en kwamen tot geloof. Onder hen bevonden zich ook Dionysius de Areopagiet, een vrouw die Damaris heette, en nog anderen.
Hierna verliet hij Athene en ging hij naar Korinte.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Jullie zullen heilig zijn,
want Ik ben heilig, zegt de Heer.
Alleluia, alleluia, alleluia !
In het verhaal van Lucas is Athene, na Jeruzalem en vóór Rome, een strategische stad voor de verkondiging van het evangelie. Het is dé culturele hoofdstad van die tijd. In de stad aangekomen gaat Paulus echter niet onmiddellijk de confrontatie met de Atheense intellectuelen aan. Hij wil eerst de cultuur, de gewoonten, de gevoeligheden en het leven van de inwoners begrijpen. Het is bijzonder dat Lucas hem beschrijft als een nieuwsgierige toerist die door de straten van de stad wandelt. De vrijmoedigheid van Paulus, die dapper voor de wijzen van Athene staat, toont ons dat geen enkele cultuur vreemd is aan het evangelie. Inderdaad, de Areopagus van vandaag wacht op leerlingen die met wijsheid en moed verkondigen dat de redding alleen van Jezus komt. Paulus' betoog plaatst Bijbelse thema's naast motieven die dichter bij de Griekse filosofie staan. Zijn bedoeling is de twee culturen met elkaar in dialoog te brengen, zodat het evangelie de Griekse cultuur kan doen gisten. Wat hij zegt over het altaar van de "onbekende God" is een goed onderbouwd begin. Paulus laat ons met wijsheid zien hoe we het evangelie kunnen communiceren, zodat ook mensen van andere culturen het kunnen begrijpen en het zo in hun hart en in de samenleving kunnen laten inwerken. Hij kan echter niet zwijgen over het cruciale thema van de verrijzenis: het is de zin van het leven, de bestemming van de menselijke geschiedenis en van de hele schepping, de "overkant" van het evangelie. De Atheners, die ook in de onsterfelijkheid van de ziel geloven, kunnen echter niet aanvaarden dat het "vlees" - de "as" die wij zijn - zo geliefd is door God dat het van Hem de volle adem van de verrijzenis ontvangt.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.