Lezing van Gods Woord
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Ik ben de goede herder,
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zij zullen één kudde en één schaapstal worden.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Genesis 17,3-9
Toen boog Abram diep neer, en God sprak tot hem: ‘Dit is mijn verbond met u: u zult de vader worden van een menigte volken. U zult niet langer Abram heten; uw naam zal Abraham zijn, want Ik heb u vader gemaakt van vele volken. Ik zal u zeer vruchtbaar maken, volken zal Ik van u maken, zelfs koningen zullen uit u voortkomen. Ik sluit mijn verbond met u en uw nakomelingen, generatie na generatie, een altijddurend verbond: Ik zal uw God zijn en de God van uw nakomelingen. Heel Kanaän, het land waar u nu als vreemdeling verblijft, zal Ik aan u en uw nakomelingen geven om het voor altijd te bezitten, en Ik zal hun God zijn.' Verder zei God nog tegen Abraham: ‘U moet dus mijn verbond onderhouden, u en uw nakomelingen, generatie na generatie.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Ik geef jullie een nieuw gebod:
gij moet elkander liefhebben.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
De ervaring van de ballingschap en de buitenlandse overheersing - de tijd waarin deze passage geschreven is - heeft Israël gereduceerd tot een kleine rest. De belofte van God om een groot en talrijk volk te worden en te wonen in een vruchtbaar land, een welvarend vaderland, een veilige plaats waar vrede heerst, wordt zwaar op de proef gesteld. Op dit moment van slavernij, beproeving en lijden herinnert Israël zich de oude beloften, het "eeuwig verbond" dat God aan Abraham beloofd had, om hem "vader van vele volken" te maken en hem te laten wonen in Kanaän. Als Israël zich dit verbond herinnert, is dat niet alleen de herinnering aan een roemrijk verleden; de belofte wordt weer actueel. Dat gebeurt telkens wanneer er naar de Schrift geluisterd wordt, ook voor ons als leerlingen van Jezus. Wanneer we de heilige Schrift openen, vooral tijdens het gemeenschappelijk gebed, daalt de Heer opnieuw neer onder zijn volk en spreekt Hij met ons. Hij maakt ons weer tot een volk dat luistert naar zijn woord. Hij sterkt ons met zijn Geest, Hij geeft ons zijn droom weer, Hij wakkert in ons weer de roeping aan om in de wereld getuigen te zijn van zijn liefde en geeft ons een belofte voor de toekomst. Daarom vraagt Hij aan Abraham en ook aan ons: "U moet dus mijn verbond onderhouden, u en uw nakomelingen, generatie na generatie".
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.